Zuilen:
De Dorische zuil in de oudste van de drie bekendste uit
de Griekse oudheid (de andere twee zijn Ionische en Korintische orde). De
Dorische orde begon zich te ontwikkelen in de zevende eeuw voor Christus en
heeft als meest typische kenmerk de Dorische zuil. Deze is statig en strak, ze
zijn slecht 5 à 6 delen hoog. Bovenaan heeft de Dorische zuil een eenvoudig
kapiteel bestaand uit een vierkante dekplaat en een rond ‘kussen’.

Kapiteel:
Dorische orde; Op het moment dat je de afbeelding
vergroot kun je verschillende cijfers zien. Iedere cijfer bestaat uit een eigen
onderdeel. 1; Fronton (gevelveld), 2;
acroterium, 3; simo of cimaas (schuine gootlijst), 4; geison (horizontale
kroonlijst), 5; mutulus, 7; fries (met afwisselend 8 en 9), 8; triglief, 9;
metope, 10; rugula, 11; guttae, 12; teania, 13; architraaf, 14; kapiteel (met
15 en 16), 15; abacus of impost, 16; echinus, 17; zuilschacht, 18; cannelure
(schaduwgroeve), 19; stylobaat,
Ionische kapiteel; een kapiteeltype waarbij figurale
versieringen van dieren, koppen of mensen worden afgebeeld. Iedere kapiteel
waarop een afbeelding wordt getoond (anders dan een plant) wordt een iconisch
kapiteel genoemd. De naam voor dit type kapiteel is afgeleid van de
iconografie.

Een cannelure of schaduwgroeve zijn de verticale groeven
in een zuil. Bij de Dorische zuilen liggen de cannelures tegen elkaar aan,
zodat er een scherpe overgang ontstaat. Bij de Ionische en de Korintische
zuilen liggen de uitholling of cannelures niet tegen elkaar; zo ontstaat er een
vlakke verticale strook tussen de twee groeven. Hierdoor verschilt de
schaduwwerking tussen beide stijlen. Het doel van deze versiering is het
opwekken van een stijgende beweging in de zuil en het maskeren van de
trommelnaden. Door het aanbrengen van cannelures ontstaat een dynamiek door de
schaduwwerking waardoor de plasticiteit van de zuil verhoogt. De Romeinse
zuilen zijn glad en vertonen geen cannelures.
De cannelures werden pas aangebracht nadat de zuil was geplaatst om te
voorkomen dat deze beschadigd zouden worden.
Een Entasis is een curve of bolling in de verjonging van
een zuilschacht aangebracht. Dit werd onder meer toegepast in de Dorische orde
vooral bij tempels van grotere afmetingen.
En abacus is een vlakke stenen dekplaat aan de top van
een klassiek kapiteel. De abacus word meestal zonder versiering uitgevoerd. De
abacus heeft als belangrijkste functie het voorzien van een groter oppervlak
voor het dragen van een architraaf of een boog. In de Dorische stijl is de
abacus meestal vierkant uitgevoerd.
Een voluut is een kruisvormige of spiraalvormige
versiering op het kapiteel van een Ionische of Korinthische zuil.
Het basement is het onderste deel van een zuil, pilaster
of pijler. De term basement stamt uit de Griekse architectuur. In de Griekse
bouwkunst onderscheiden we de Dorische, de Korintische en de Ionische
bouwstijl. De Dorische zuilen kennen geen basement.
Een entablement is ook wel een ander woord voor
hoofdgestel. Hiermee wordt een breed, horizontaal lijstwerk met bepaalde
verhoudingen bedoeld.
Een architraaf is de onderste dragende balk in het
hoofdgestel. De architraaf werd voornamelijk gebruikt in de bouwkunst uit het
Midden-Oosten, de Griekse en Romeinse architectuur.
Een fries is het deel van het entablement tussen de
architraaf en de kroonlijst. Een Dorische fries bestaat afwisselend uit trigliefen
en metopen. De metopen zijn vaak van beeldhouwwerk voorzien.
Een triglief is de architectonische term voor een met
twee hele en twee halve vertcale sleuven versierde stenen plaat als onderdeel
van een Dorische fries. Tussen de trigliefen in het fries bevinden zich de
metopen. Trigliefen zijn waarschijnlijk de architectonische weergave in steen
van de afdekplaten van de uiteinden van oorspronkelijk houten balken in een
tempel.
Een timpaan is het driehoekige gevelveld tussen de
kroonlijst en de schuin oplopende daklijsten van een gebouw.
Een pilaster (muurpijler, halfpijler of wandpijler) is
een rechthoekige muurverzwaring die minder dan zijn breedte voor de gevel uitsteek.
Een trommel (tamboer) is de cirkelvormige of veelhoekige
onderbouw waarop een koepel rust.
Een koepel (of dom) is een element uit de architectuur
bestaande uit een halve bol.
Een lantaarn is een opengewerkte bekroning van een grote
koepel of toren.
Een tongewelf is een type gewelf dat vooral voorkwam in
de Romaanse bouwkunst. Een tongewelf is een type gewelf dat over de gehele
lengte dezelfde vorm heeft en waarvan de dwarsdoorsnede een halve cirkel vormt.
Een kruisgewelf is een gewelfvorm van het type
graatgewelf die in de Romeinse bouwkunst voor het eerst werd toegepast en
daarna op grotere schaal werd gebruikt in de romaanse kerken. Het kruisgewelf
ontstaat als twee gelijke tongewelven elkaar haaks snijden.
Een kruisribgewelf is een type gewelf dat ontstaat uit
een hakse ontmoeting van twee halve tonnen. Dit komt met name voor in de
Gotische bouwkunst. Een kruisribgewelf is een type gewelf op een vierhoekige
basis met de ribben als dragende elementen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten