maandag 4 maart 2013

Vragen bij college week 4

Deel 1:


Zuilen:
De Dorische zuil in de oudste van de drie bekendste uit de Griekse oudheid (de andere twee zijn Ionische en Korintische orde). De Dorische orde begon zich te ontwikkelen in de zevende eeuw voor Christus en heeft als meest typische kenmerk de Dorische zuil. Deze is statig en strak, ze zijn slecht 5 à 6 delen hoog. Bovenaan heeft de Dorische zuil een eenvoudig kapiteel bestaand uit een vierkante dekplaat en een rond ‘kussen’.
 De Ionische orde is een van de andere bouworde uit de Griekse bouwkunst, deze bouwkunst is oorspronkelijk afkomstig van de Ionische eilanden. De ontwikkeling van de orde begint in de vroege zesde eeuw voor Christus. In vergelijking met de Dorische orde is een Ionische zuil vrij slank, 8,5 tot 9,5 modulen hoog. De meeste opvallende kenmerken van deze zuilen zijn dat deze op een voetstuk staat en een versierd kapiteel bezit.
 De Korintische orde is als laatste erbij gekomen. Vooral in het Romeinse tijdperk kende deze orde een grote verspreiding. De Korintische orde komt met name voor in Klein-Azië. Volgens Vitruvius (De architectura) onderscheidde de Korintische orde zich alleen van de Dorische en Ionische orde door de vorm van de zuilen. Het hoofdstuk (bovenaan) kon volgens hem zowel een Dorische zijn of een Ionische.

Kapiteel:
Dorische orde; Op het moment dat je de afbeelding vergroot kun je verschillende cijfers zien. Iedere cijfer bestaat uit een eigen onderdeel.  1; Fronton (gevelveld), 2; acroterium, 3; simo of cimaas (schuine gootlijst), 4; geison (horizontale kroonlijst), 5; mutulus, 7; fries (met afwisselend 8 en 9), 8; triglief, 9; metope, 10; rugula, 11; guttae, 12; teania, 13; architraaf, 14; kapiteel (met 15 en 16), 15; abacus of impost, 16; echinus, 17; zuilschacht, 18; cannelure (schaduwgroeve), 19; stylobaat,


Ionische kapiteel; een kapiteeltype waarbij figurale versieringen van dieren, koppen of mensen worden afgebeeld. Iedere kapiteel waarop een afbeelding wordt getoond (anders dan een plant) wordt een iconisch kapiteel genoemd. De naam voor dit type kapiteel is afgeleid van de iconografie.







Korintische orde; waar dat bij de Dorische orde de zuil duidelijk als ondersteuning staat is het hier als een onderdeel ervan genomen. Ook hier geldt weer als je de afbeelding vergroot dat er dan verschillende getallen komen te staan. Over deze getallen zal nu ook een korte toelichting komen. 1; Fronton (gevelveld), 2; acroterium, 3; sima of cimaas (schuine gootlijst), 4; geison (horizontale gootlijst), 6; tandlijst, 7; fries (met doorlopend beeldhouwwerk), 13; architraaf, 14; kapiteel, 17; zuilschacht, 18; cannelure, 19; stylobaat, 20; voluut, 22; mandje, 23; zuilbasement, 24; torus of scotia (soort sierring).

Een cannelure of schaduwgroeve zijn de verticale groeven in een zuil. Bij de Dorische zuilen liggen de cannelures tegen elkaar aan, zodat er een scherpe overgang ontstaat. Bij de Ionische en de Korintische zuilen liggen de uitholling of cannelures niet tegen elkaar; zo ontstaat er een vlakke verticale strook tussen de twee groeven. Hierdoor verschilt de schaduwwerking tussen beide stijlen. Het doel van deze versiering is het opwekken van een stijgende beweging in de zuil en het maskeren van de trommelnaden. Door het aanbrengen van cannelures ontstaat een dynamiek door de schaduwwerking waardoor de plasticiteit van de zuil verhoogt. De Romeinse zuilen zijn glad en vertonen geen cannelures.  De cannelures werden pas aangebracht nadat de zuil was geplaatst om te voorkomen dat deze beschadigd zouden worden.

Een Entasis is een curve of bolling in de verjonging van een zuilschacht aangebracht. Dit werd onder meer toegepast in de Dorische orde vooral bij tempels van grotere afmetingen.

En abacus is een vlakke stenen dekplaat aan de top van een klassiek kapiteel. De abacus word meestal zonder versiering uitgevoerd. De abacus heeft als belangrijkste functie het voorzien van een groter oppervlak voor het dragen van een architraaf of een boog. In de Dorische stijl is de abacus meestal vierkant uitgevoerd.

Een voluut is een kruisvormige of spiraalvormige versiering op het kapiteel van een Ionische of Korinthische zuil.

Het basement is het onderste deel van een zuil, pilaster of pijler. De term basement stamt uit de Griekse architectuur. In de Griekse bouwkunst onderscheiden we de Dorische, de Korintische en de Ionische bouwstijl. De Dorische zuilen kennen geen basement.

Een entablement is ook wel een ander woord voor hoofdgestel. Hiermee wordt een breed, horizontaal lijstwerk met bepaalde verhoudingen bedoeld.

Een architraaf is de onderste dragende balk in het hoofdgestel. De architraaf werd voornamelijk gebruikt in de bouwkunst uit het Midden-Oosten, de Griekse en Romeinse architectuur.

Een fries is het deel van het entablement tussen de architraaf en de kroonlijst. Een Dorische fries bestaat afwisselend uit trigliefen en metopen. De metopen zijn vaak van beeldhouwwerk voorzien.

Een triglief is de architectonische term voor een met twee hele en twee halve vertcale sleuven versierde stenen plaat als onderdeel van een Dorische fries. Tussen de trigliefen in het fries bevinden zich de metopen. Trigliefen zijn waarschijnlijk de architectonische weergave in steen van de afdekplaten van de uiteinden van oorspronkelijk houten balken in een tempel.

Een timpaan is het driehoekige gevelveld tussen de kroonlijst en de schuin oplopende daklijsten van een gebouw.

Een pilaster (muurpijler, halfpijler of wandpijler) is een rechthoekige muurverzwaring die minder dan zijn breedte voor de gevel uitsteek.

Een trommel (tamboer) is de cirkelvormige of veelhoekige onderbouw waarop een koepel rust.
Een koepel (of dom) is een element uit de architectuur bestaande uit een halve bol.
Een lantaarn is een opengewerkte bekroning van een grote koepel of toren.

Een tongewelf is een type gewelf dat vooral voorkwam in de Romaanse bouwkunst. Een tongewelf is een type gewelf dat over de gehele lengte dezelfde vorm heeft en waarvan de dwarsdoorsnede een halve cirkel vormt.
Een kruisgewelf is een gewelfvorm van het type graatgewelf die in de Romeinse bouwkunst voor het eerst werd toegepast en daarna op grotere schaal werd gebruikt in de romaanse kerken. Het kruisgewelf ontstaat als twee gelijke tongewelven elkaar haaks snijden.
Een kruisribgewelf is een type gewelf dat ontstaat uit een hakse ontmoeting van twee halve tonnen. Dit komt met name voor in de Gotische bouwkunst. Een kruisribgewelf is een type gewelf op een vierhoekige basis met de ribben als dragende elementen. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten