dinsdag 12 maart 2013

Vragen bij college week 5

Ook voor deze week hadden we weer een aantal vragen die beantwoord moesten worden na aanloop van de volgende werkcollege. Ik zal zoveel mogelijk van de vragen in 1 bericht beantwoorden, maar aangezien ik sommige gegevens nog niet volledig heb omdat deze nog gedigitaliseerd moeten worden kan het dus zijn dat er meerdere blogberichten over zullen komen.

1. Maak de analyse van de kerk verder af. Presenteer in de les.
Na de vorige werkcollege hebben we te horen gekregen dat we nog eens goed moesten kijken naar het boek van Wittkower en dan nog een keer naar de plattegronden en gevel moesten kijken. Het gaat bij de gevel dan met name erover wat palladio in Il Redentore wel heeft opgelost wat andere architecten nog niet gelukt was.


Op de bovenstaande afbeelding hebben we nog een gekeken naar de zichtlijnen in de kerk. Wat opvalt is dat telkens de formatie van de halfronde kolom-pilaster-halfronde boog terug in het interieur. Exact dezelfde formatie sluit het schip af van het centrale gedeelte met de 3 halfronde absiden. Door deze herhaling schiep Palladio een ruimtelijke samenhang tussen het schip het het centraal aangelegde gedeelte.
Ook deze bovenstaande afbeelding hebben we weer gekeken naar de zichtlijnen maar dan als je verder naar binnenstapt. Als je dit doet dan zie je de 2 kolommen die de koepel van de kerk dragen (zie de rode kleur). Naarmate je verder in de kerk treedt worden de overige kolommen zichtbaar. Pas op dat moment ervaar je de vorm van de centrale ruimte namelijk: de ronde vormen en de koepel. 
Een andere revolutionaire vernieuwing in Il Redentore is de 'open' absis van vrijstaande zuilen achter het hoofdaltaar. De zuilen hebben een drieledige functie:
1. De zuilen vormen een machtige aanzwellende finale rondom het hoogaltaar
2. De zuilen helpen de homogeniteit van het centraal aangelegde deel (centraalbouw) te bewaren
3. Het zuilenscherm nodigt uit om een blik te werpen in de ruimte daarachter.

Op de hierboven staande afbeelding kun je het originele ontwerp zien. Dit ontwerp gaat uit van een centraal georiënteerde plattegrond dat de ideale van de renaissance volgde.
Op de hier boven staande afbeelding kunt u het uitgevoerde ontwerp zien. Het doel van de kerk was puur ceremonieel en er werden veel missen opgedragen. De staat gaf daarom opdracht voor een longitudinaal ontwerp in kruisvorm.
In de tijd van de Renaissance was er een probleem, de renaissance architecten zagen de christelijke kerk als een opvolger van de klassieke tempel. Zij probeerden daarom met veel moeite het tempelfront toe te passen op de kerk façade. Het probleem was dat de kerken gebouwd werden met een hoog middenschip en lagere zijbeuken terwijl een klassieke kerk was opgebouwd uit een eenvoudige rechthoekige vorm.

De eerste oplossing kwam van Albertini de S. Andrea in Mantua (1470). Hij plaatste één groot tempelfront wat zowel de zijbeuken als het middenschip bedekt. Hij deelde het tempelfront op in een brede midden travee met triomfboog en twee smalle zijtraveeën. Hierdoor was hij in staat in de façade de proporties van het middenschip met zijbeuken te laten uitkomen. Echter was de combinatie van het tempelfront met triomfboog zo complex en te specifiek om er een algemene ingang te kunnen vinden. Daarnaast was het vaak vanwege de proportie al onmogelijk het middenschip en de zijbeuken met één enkel tempelfront te bedekken.

De tweede oplossing is van Bramante de S. Mario presso S. Satiro in Milaan. In overeenstemming met de kerk façade ontwierp Bramante twee verdiepingen: een benedenverdieping over de gehele breedte van de kerk en een smalle bovenverdieping die alleen het middenschip bedekte. Een breed entablement verdeelt de façade in twee verdiepingen. Volgens palladio domineert de hoogte van de zijschepen een bepaalde pilaster orde. Volgens Palladio was zo'n façade geen oplossing van het probleem.

Tot slot kwam Palladio met een oplossing dit is: Een zuivere tempel façade voor het middenschip plaatsen. De smalle traveeën links en rechts van het licht naar voren springende middendeel gaan samen met de zijbeuken. De zijbeuken worden duidelijk afgegrensd door kleine orde aan de buitenkant in het midden. Het ritme van de kleine orde dringt door in het centrale tempelfront met een entablement dat over de gehele breedte van de façade lijkt door te lopen. Op deze manier worden beide orden nauw met elkaar vervlochten.


Daarnaast moesten wij nog kijken naar de tektoniek in de Renaissance:
•Algemene constructie Renaissance: massieve draagmuren waarin openingen zijn gehaald.
•De muren worden afgewerkt door een stuclaag waardoor het baksteenpatroon niet meer terug te vinden is.
•Vele elementen in het exterieur en interieur lijken constructief maar zijn enkel decoratief. Voorbeelden: Pilasters , perspectief geschilderde zuilden en het fronton in de voorgevel.
•In de Renaissance zag men het uiterlijk van een gebouw als een statusbepalend symbool. De status van de opdrachtgever bepaald de mate van decoraties.
•In de renaissance diende de schil er alleen voor om het interieur te scheiden van het exterieur en daarnaast de status van de bewoner over te brengen naar de aanschouwende burger


Tektoniek villa Emo:
Materialen:
Vloeren: houten balklaag
Wanden: metselwerk afgewerkt met stukwerk.
•Opening in de gevel boven elkaar
•Openingen niet te groot; grote overspanningen nog niet mogelijk.
•Opening boven kleiner/smaller dan beneden.
•Grotere overspanningen alleen mogelijk met ronde bogen (zie loggia)

Platisch getal:
Het plastische getal is een verhoudingsreeks in een bepaalde architectonische verhoudingsleer. Deze leer passen ze toe binnen de Bossche School. Het plastische getal bepaald de juiste verhoudingen in architectonische ruimten. Hierbij wordt de lengte, de breedte en de hoogte bij elkaar betrokken en toegepast.
Priester en architect Don Hans van der Laan bedacht deze verhoudingsleer. Hij kwam via filosofische en architectonische redeneringen uit bij het plastisch getal.
De wiskundige vergelijking voor het plastisch getal is: breedte/lengte = lengte/hoogte = hoogte/(lengte+breedte). Dit krijgt de uitkomst: 1,324718.
Deze methode gebruikte van der Laan bij zijn architectonische ontwerpen. Hierbij gebruikte hij de wanddikte als begineenheid en dit werd verder uitgebreid tot het gebouw zelf.

Deelvraag 2: Maak een opzet voor de presentatieposter van het onderzoek naar de villa.


Deelvraag 3: Lees de teksten: "Hoe schrijf ik een essay?" op BB en de tekst die te vinden is via deze link: http://www.schrijvenonline.org/oefening/essays-schrijven-het-literaire-zelfonderzoek
( Geef in de les een korte toelichting over de werkwijze van een essay schrijven)

Een essay is een beschouwende tekst of artikel voor krant of tijdschrift, waarin de schrijver zijn persoonlijke visie geeft op hedendaagse verschijnselen, problemen of ontwikkelingen.

Stap 1: Zoek een vraag, kwestie of een zorg die al een tijd in je hoofd zit.
Stap 2: Probeer je gedachte op te schrijven en kijk of je er een algemene, abstracte vraag uit kunt halen.
Stap 3: Formuleer nu je basisvraag.
Stap 4: Bedenk hoe je een lezer over je onderwerp kan laten nadenken (wat prikkelt hem, hoe kun je hem laten nadenken?).
Stap 5: Ga terug naar je basisvraag en zet deze in het midden van een vel.
Stap 6: Maak hierbij een spinnenweb waarbij je beelden, woorden, vragen, voorbeelden en argumenten benoemd.
Stap 7: Geef met pijlen aan welke onderdelen met elkaar te maken hebben.
Stap 8: Werk ieder onderdeel verder uit door stap 6 te herhalen.
 Stap 9: Bedenk een volgorde van het bespreken van de onderwerpen.
Stap 10: Neem je onderwerp en verzin een onderzoek dat je zou kunnen doen.
Stap 11: Kijk, meet en leer van je onderzoek en probeer hier conclusies uit te trekken, maar ook vervolgvragen, argumenten en verdere associaties.
Stap 12: Werk je gedachtenstroom uit en kies hierbij één uitgangspunt.
Stap 13: Zorg er wel voor dat je blijft redeneren, argumenten, naar voorbeelden en (zintuigelijke) ervaringen zoekt.
Stap 14: Tijdens het schrijven ontstaan vaak interessantste gedachte – geef ze de ruimte.
Stap 15: Lees je essay en probeer te achterhalen of hij ‘werkt’. Is het slot intrigerend genoeg om er nog is goed over na te gaan denken?
Stap 16: Laat het geheel vervolgens lezen aan anderen en vraag hen om commentaar.
Stap 17: Herschrijf en herformuleer tot je de scherpste route door je eigen geest hebt blootgelegd.


Deelvraag 4: Gebruik teksten om een vraagstelling voor het essay te definiëren.
Deze deelvraag is op het moment nog incompleet en zal op een later moment worden aangevuld.


College week 5

In het college van week 5 hebben we een hoorcollege gehad van Joop de Zwart.
In het dagelijksleven is Joop de Zwart een bedrijfskundige, filosoof en musicus. Aan het begin van het college deed hij (zoals iedere goede leraar) zichzelf even kort voorstellen, hierna heeft hij het college ingeleid, dit deed hij door middel van een vraag: "Waarom zocht de Renaissance architect naar 'harmonieuze verhoudingen in de muziek' en hoe wilde hij deze toepassen in de architectuur?".

Als eerste onderwerp hadden we het over de Griekse filosoof Plato. Plato was van mening dat alles wat rondom ons in de wereld gebeurt eigenlijk een schaduw is van de echte werkelijkheid, maar ook wel een afspiegeling van 'iets groters of goddelijks'. De architectuur kreeg meer verbinding met het bovennatuurlijk, door middel van muziek. Muziek werd gezien als een representatie van schoonheid en harmonische verhoudingen.

Als afsluiting van het college hebben we geluisterd naar twee typische polyfonie muziekstukken. Een polyfonie muziekstuk is een muziekstuk dat meerstemmig is. Door de verschillende harmonieuze melodiën met elkaar te combineren zijn ze als geheel nog in evenwicht.



Vragen bij college week 4

Deel 2:
Voor deel 2 moesten we een kerk van Palladio analyseren namelijk Il Redentore.


Als eerste zal ik een aantal algemene gegevens benoemen, daarna zal ik dieper op Il Redentore in gaan.
Il Redentore zou je kunnen zien als een afkorting, de volledige naam van de kerk is dan namelijk Chiesa del Santissimo Redentore (Kerk van de meeste Heilige Verlosser).
Il Redentore ligt op het eiland Giudecca in het stadsdeel Dorsodure in het zuiden van Ventië.
Il Redentore werd ontworpen door Andrea Palladio in 1575/1576, en de kerk was gereed in 1592, dit is 12 jaar naar het overleiden van Palladio.
Er was een bijzondere reden waarom deze kerk gebouwd werd, dit was namelijk een dankbetuiging voor het spoedige einde van de pestepidemie van 1575-1577.
Ook kunnen we iets zeggen over de opbouw van de plattegrond namelijk dat deze bestaat uit een latijnskruis met een kort schip.
Het koor is door een zuilenscherm afgeschermd van de kerk van de kerk. En tot slot is er een impossante koepel.

Ik zal nu iets dieper in gaan op de tempel. We weten hier namelijk een aantal dingen van en als eerste is dat er gebruik is gemaakt van een groot tempelmotief dat overheerst doordat in de zijtraveeën afleidende details achterwege zijn gelaten. Een ander kenmerk waardoor je dit extra goed waarneemt is dat de zijtraveeën dieper in de façade liggen.
Het volgende kenmerk van Il Redentore is de brede trap. De brede trap is ontleend uit de klassieke tempelarchitectuur en verbindt de 3 traveeën die door de kollosale orde worden omlijst.
Als we gaan kijken naar de gevel dan kunnen we concluderen dat het grote fronton terug keert in het kleinste fronton (dit is op de foto aangegeven met de kleuren rood en oranje).
De halve frontons worden herhaald en liggen in een dieper vlak dan de eigenlijke façade (zie groen en blauw op de foto).

Op de plattegrond kun je bij de rode zien dat er een verhouding is van 1:1 en bij de groene is er een verhouding van 1:2.









maandag 4 maart 2013

Vragen bij college week 4

Deel 1:


Zuilen:
De Dorische zuil in de oudste van de drie bekendste uit de Griekse oudheid (de andere twee zijn Ionische en Korintische orde). De Dorische orde begon zich te ontwikkelen in de zevende eeuw voor Christus en heeft als meest typische kenmerk de Dorische zuil. Deze is statig en strak, ze zijn slecht 5 à 6 delen hoog. Bovenaan heeft de Dorische zuil een eenvoudig kapiteel bestaand uit een vierkante dekplaat en een rond ‘kussen’.
 De Ionische orde is een van de andere bouworde uit de Griekse bouwkunst, deze bouwkunst is oorspronkelijk afkomstig van de Ionische eilanden. De ontwikkeling van de orde begint in de vroege zesde eeuw voor Christus. In vergelijking met de Dorische orde is een Ionische zuil vrij slank, 8,5 tot 9,5 modulen hoog. De meeste opvallende kenmerken van deze zuilen zijn dat deze op een voetstuk staat en een versierd kapiteel bezit.
 De Korintische orde is als laatste erbij gekomen. Vooral in het Romeinse tijdperk kende deze orde een grote verspreiding. De Korintische orde komt met name voor in Klein-Azië. Volgens Vitruvius (De architectura) onderscheidde de Korintische orde zich alleen van de Dorische en Ionische orde door de vorm van de zuilen. Het hoofdstuk (bovenaan) kon volgens hem zowel een Dorische zijn of een Ionische.

Kapiteel:
Dorische orde; Op het moment dat je de afbeelding vergroot kun je verschillende cijfers zien. Iedere cijfer bestaat uit een eigen onderdeel.  1; Fronton (gevelveld), 2; acroterium, 3; simo of cimaas (schuine gootlijst), 4; geison (horizontale kroonlijst), 5; mutulus, 7; fries (met afwisselend 8 en 9), 8; triglief, 9; metope, 10; rugula, 11; guttae, 12; teania, 13; architraaf, 14; kapiteel (met 15 en 16), 15; abacus of impost, 16; echinus, 17; zuilschacht, 18; cannelure (schaduwgroeve), 19; stylobaat,


Ionische kapiteel; een kapiteeltype waarbij figurale versieringen van dieren, koppen of mensen worden afgebeeld. Iedere kapiteel waarop een afbeelding wordt getoond (anders dan een plant) wordt een iconisch kapiteel genoemd. De naam voor dit type kapiteel is afgeleid van de iconografie.







Korintische orde; waar dat bij de Dorische orde de zuil duidelijk als ondersteuning staat is het hier als een onderdeel ervan genomen. Ook hier geldt weer als je de afbeelding vergroot dat er dan verschillende getallen komen te staan. Over deze getallen zal nu ook een korte toelichting komen. 1; Fronton (gevelveld), 2; acroterium, 3; sima of cimaas (schuine gootlijst), 4; geison (horizontale gootlijst), 6; tandlijst, 7; fries (met doorlopend beeldhouwwerk), 13; architraaf, 14; kapiteel, 17; zuilschacht, 18; cannelure, 19; stylobaat, 20; voluut, 22; mandje, 23; zuilbasement, 24; torus of scotia (soort sierring).

Een cannelure of schaduwgroeve zijn de verticale groeven in een zuil. Bij de Dorische zuilen liggen de cannelures tegen elkaar aan, zodat er een scherpe overgang ontstaat. Bij de Ionische en de Korintische zuilen liggen de uitholling of cannelures niet tegen elkaar; zo ontstaat er een vlakke verticale strook tussen de twee groeven. Hierdoor verschilt de schaduwwerking tussen beide stijlen. Het doel van deze versiering is het opwekken van een stijgende beweging in de zuil en het maskeren van de trommelnaden. Door het aanbrengen van cannelures ontstaat een dynamiek door de schaduwwerking waardoor de plasticiteit van de zuil verhoogt. De Romeinse zuilen zijn glad en vertonen geen cannelures.  De cannelures werden pas aangebracht nadat de zuil was geplaatst om te voorkomen dat deze beschadigd zouden worden.

Een Entasis is een curve of bolling in de verjonging van een zuilschacht aangebracht. Dit werd onder meer toegepast in de Dorische orde vooral bij tempels van grotere afmetingen.

En abacus is een vlakke stenen dekplaat aan de top van een klassiek kapiteel. De abacus word meestal zonder versiering uitgevoerd. De abacus heeft als belangrijkste functie het voorzien van een groter oppervlak voor het dragen van een architraaf of een boog. In de Dorische stijl is de abacus meestal vierkant uitgevoerd.

Een voluut is een kruisvormige of spiraalvormige versiering op het kapiteel van een Ionische of Korinthische zuil.

Het basement is het onderste deel van een zuil, pilaster of pijler. De term basement stamt uit de Griekse architectuur. In de Griekse bouwkunst onderscheiden we de Dorische, de Korintische en de Ionische bouwstijl. De Dorische zuilen kennen geen basement.

Een entablement is ook wel een ander woord voor hoofdgestel. Hiermee wordt een breed, horizontaal lijstwerk met bepaalde verhoudingen bedoeld.

Een architraaf is de onderste dragende balk in het hoofdgestel. De architraaf werd voornamelijk gebruikt in de bouwkunst uit het Midden-Oosten, de Griekse en Romeinse architectuur.

Een fries is het deel van het entablement tussen de architraaf en de kroonlijst. Een Dorische fries bestaat afwisselend uit trigliefen en metopen. De metopen zijn vaak van beeldhouwwerk voorzien.

Een triglief is de architectonische term voor een met twee hele en twee halve vertcale sleuven versierde stenen plaat als onderdeel van een Dorische fries. Tussen de trigliefen in het fries bevinden zich de metopen. Trigliefen zijn waarschijnlijk de architectonische weergave in steen van de afdekplaten van de uiteinden van oorspronkelijk houten balken in een tempel.

Een timpaan is het driehoekige gevelveld tussen de kroonlijst en de schuin oplopende daklijsten van een gebouw.

Een pilaster (muurpijler, halfpijler of wandpijler) is een rechthoekige muurverzwaring die minder dan zijn breedte voor de gevel uitsteek.

Een trommel (tamboer) is de cirkelvormige of veelhoekige onderbouw waarop een koepel rust.
Een koepel (of dom) is een element uit de architectuur bestaande uit een halve bol.
Een lantaarn is een opengewerkte bekroning van een grote koepel of toren.

Een tongewelf is een type gewelf dat vooral voorkwam in de Romaanse bouwkunst. Een tongewelf is een type gewelf dat over de gehele lengte dezelfde vorm heeft en waarvan de dwarsdoorsnede een halve cirkel vormt.
Een kruisgewelf is een gewelfvorm van het type graatgewelf die in de Romeinse bouwkunst voor het eerst werd toegepast en daarna op grotere schaal werd gebruikt in de romaanse kerken. Het kruisgewelf ontstaat als twee gelijke tongewelven elkaar haaks snijden.
Een kruisribgewelf is een type gewelf dat ontstaat uit een hakse ontmoeting van twee halve tonnen. Dit komt met name voor in de Gotische bouwkunst. Een kruisribgewelf is een type gewelf op een vierhoekige basis met de ribben als dragende elementen. 

College week 4


In de tijd van zijn bestaan maakte Palladio verschillende reizen naar Rome. Hier leerde hij de Renaissance-ideale van andere mensen zoals Alberti en Bramante. Deze idealen paste hij weer later toe op zijn Vento villa’s.
Leon Battista Alberti is geboren op 18 februari 1404 te Genua en gestorven op 20 april 1472 in Rome. Gedurende zijn leven kende hij een boel verschillende beroepen waaronder; schilder, dichter, taalkundige, filosoof, cryptograaf, musicus en architect. Alberti’s eerste echte bouwwerken dateren uit 1450, tegen het einde van zijn leven was Alberti bezig met het ontwerp van 2 verschillende kerken. Deze kerken zijn de San Sebastiano en Sant’Andrea. Alberti stierf in 1472, dit was voordat de bouw van Sant’Andrea was begonnen.
Heel kenmerkend voor Alberti’s werk is dat de architectonische elementen uit de Griekse en Romeinse tijd met elkaar gecombineerd werden. Een voorbeeld hiervan is het gebruik van de zuilen. De zuilen waren in de Griekse tijd een functionele betekenis in de gevels van een gebouw, de gevel werd opgebouwd uit losse elementen die op elkaar werden gestapeld. Echter in de Romeinse tijd was het heel anders, daar werden juist massieve wanden geplaatst waarin openingen werden gemaakt. Dit is dus heel tegenstrijdig en daarvoor heeft Albertini een oplossing gevonden, dit heeft hij gedaan door zuilen te gaan gebruiken als ornamenten. Een ornament is de belangrijkste decoratie . 

Vragen bij college week 3


Rond 1550 kwam Palladio in contact met Daniele Barbaro. Daniele Barbaro was een Ventiaanse humanisch, een aantal jaar later bouwde Palladio de villa Barbaro voor hem. In 1547 was Barbaro begonnen met het vertalen van het Vitruvius verhaal, waarbij hij zijn eigen ideeën kreeg en dus ook eigen commentaar had. Volgens Barbaro was het werk van Vitruvius geen echte proportie leer daarom een gedeelte toe met zijn opvattingen over de proporties.

Belangrijke latijnse woorden die in zijn verhaal voorkomen zijn ‘proportione’en ‘proporionalita’. Barbaro defineerd ‘proportione’ als de verhouding tussen twee grootheden en ‘proporionalita’ als een vergelijking tussen de ene en de andere proportie.  Deze uitgangspunten zijn bijvoorbeeld ook terug te vinden in de ruimtes van Villa Emo. Een voorbeeld daarvan is: bij elke kamer wordt de hoogte bepaald door verhoudingen met de lengte en de breedte van de kamer (proportione). Daarnaast staan de verschillende hoogtes van de kamers ook weer in verhouding met elkaar (proporionalita). Hierdoor zijn uiteindelijk alle ruimtes in evenwicht met elkaar.

De hoogte van een kamer in villa Emo wordt bepaald door (harmonische, rekenkundige of meetkundige) formules van Palladio. Deze verschillende plafondhoogtes staan ook weer in verhouding met elkaar.
Barbaro vind dat het proportie systeem zo complex is dat er geen ruimte is voor willekeurige proporties. Schoonheid komt alleen voort uit de juiste proporties. Een architect zal dus nooit willekeurig proporties mogen toe passen zonder genoeg kennis over deze proporties.

College week 3



Het bepalen van de hoogte van een ruimte is een belangrijk onderdeel, hoe voel je jezelf in de ruimte als deze hoger zou zijn geweest, of juist lager? Op het moment dat je hier een bolling in maakt dan krijg je hoogte verschillen wat door Palladio niet als ideale ruimte werd gezien, dus probeerde hij er altijd voor te zorgen dat er een vlak plafond kwam. Om de hoogte te kunnen berekenen van deze verschillende ruimtes zijn er een drietal verschillende rekenmethodes bedacht. Iedere methode heeft zijn eigen benadering.

Een van de redenen waarom Palladio bekend is geworden is omdat hij zich standaard hield aan een aantal kenmerkende punten. Enkele voorbeelden hiervan zijn: een duidelijk hoofd massa, symmetrie (om minstens een as, bij villa Rotonda om alle 2 de assen), een tempelfront wat hij voor de villa plaatste en tot slot het gebruik maken van loggia's in combinatie met een centrale 'entree' hal. Deze principes waren voor Palladio zo belangrijk dat hij er in 1570 een boek over heeft geschreven. Dit boek bestaat uit een viertal delen.

Deel 1 gaat over elementen die voorkomen in zijn gebouwen. Voorbeelden hiervan zijn; kolommen, ruimtes en plafonds. In deel 1 legt Palladio uit hoe dat je ervoor moet zorgen dat deze zo precies werken dat ze als het ware perfect zijn. Voor Palladio is een villa pas comfortabel op het moment dat er als eerste is voldaan aan alle eisen die de opdracht gever heeft en daarnaast moeten alle losse elementen een samenhang hebben met het geheel en met elkaar. Hoe meer geld een opdracht gever heeft hoe groter en uitbundiger Palladio's mogelijkheden waren, hoe meer geld iemand tot zijn beschikking had hoe groter de kamers konden worden en ook hoe groter de ornamenten konden worden.

Het gevolg hiervan is dat er een aantal algemene regel volgen uit deel 1:
De wanden, kolommen en openingen staan boven elkaar;
Wanden verjongen naar boven (worden smaller);
De zuilvoeten, kapitelen en architraven zijn gemaakt van natuursteen;
Alle overige delen worden gemaakt van baksteen afgewerkt met stucwerk.
De zuildiameter is de maat voor de oranamenten.
1) Het rekenkundig gemiddelde: H=(L+B)/2
2) Het geometrisch gemiddelde:  H= √ (L*B)
3) Het harmonisch gemiddelde : H= 2*L*B/(L+B)

Bij een ruimte met een vierkante of circelvormige plattegrond past Palladio een gewelf toe met als uitgangspunt: (top)hoogte 1 1/3 x breedte ruimte. Een bovenliggende ruimte is over het algemeen  4/5 x hoogte van de onderliggende ruimte.

Deel 2 gaat over de door hem ontworpen villa's en waarom deze villa's waar zijn geplaatst. 

In deel 3 is een omschrijving  van wegen, bruggen, etc. en deel  4 gaat over het ontwerpen van tempels.